Verslag online kennisbijeenkomst Kuikenoverleving
Onderwerp
Kuikenoverleving
Interessant voor
Terreinbeheerders en natuurinclusieve boeren
In het weidevogelbeheer komt steeds meer nadruk te liggen op kuikenoverleving. De lage kuikenoverleving wordt namelijk gezien als de grootste oorzaak voor de achteruitgang van weidevogels. Een probleem in veel kuikenvelden is de slechte doorwaadbaarheid van het gewas. Greppel plasdrassen kunnen helpen de grasgroei te vertragen en maken daarmee het gewas beter doorwaadbaar, mits de bemesting jaarrond wordt verminderd. Het aanleggen van plasdrassen op een nutriëntrijke bodem leidt namelijk tot een hoge en dichte vegetatiestructuur en kans op verruiging door pitrus.
Plasdras
Plasdraspercelen zorgen voor een lagere sterfkans van kievitkuikens in de eerste week. Dit geldt echter niet voor oudere kuikens waardoor uiteindelijk niet significant meer kuikens overleven in plasdraspercelen dan in vergelijkbare percelen zonder plasdras. In vervolgonderzoek willen de onderzoekers de overleving van kuikens over meerdere seizoenen monitoren. Een goede plasdras heeft namelijk tijd nodig om te ontwikkelen en impact te hebben op grasgroei en aanwezigheid van insecten. Daarnaast is het goed als plasdrassen dicht bij het broedgebied liggen, zodat kuikens zich zo min mogelijk hoeven te verplaatsen op zoek naar geschikt kuikenhabitat. Dit maakt de kuikens minder kwetsbaar voor predatoren en het scheelt energie. Uit ander onderzoek blijkt dat in een goed habitat kuikens zich nauwelijks verplaatsen. De beweging van kuikens kan wellicht ook een indicatie voor habitatkwaliteit zijn.
Bemesting op kruidenrijk grasland
Het tweede deel van de bijeenkomst ging over de rol van bemesting op kruidenrijk grasland voor weidevogels. Tim gaf in zijn presentatie aan dat op kruidenrijk grasland 25-75 kg N per jaar kan worden uitgereden en 75-125 kg N op grasland met kruidenhaarden. Ruige stalmest is hierbij beter dan drijfmest. In een van de laatste onderzoeken zijn satellietbeelden, die de mate van groei-intensiteit van grasland zichtbaar maken, vergeleken met de verspreiding van weidevogels. Hierin wordt ook de afstand tot landschapselementen zoals bomen meegenomen. Het in kaart brengen van de groei-intensiteit van percelen helpt bij het kiezen van een geschikte plek voor een plasdras. Met deze kaarten kan bepaald worden welke percelen het meest geschikt zijn voor uitgestelde maaidatum of waar voorweiden nodig is om het gewas lichter te maken. Het is daarbij wel belangrijk om ook percelen waar nog geen weidevogels voorkomen, te verbeteren om zo een groter weidevogelmozaïek te creëren.
Vervolg: Kuikenoverlevingbijeenkomst deel 2
Omdat Jelle Loonstra niet aanwezig kon zijn, willen we op dinsdag 28 juni een vervolgbijeenkomst Kuikenoverleving organiseren van 15.00 tot 16.30. Dit willen wij ook graag online organiseren via Microsoft Teams. Jelle Loonstra zal ons meer vertellen over zijn promotieonderzoek bij de Rijksuniversiteit Groningen waarbij hij onder andere heeft gekeken naar ontwikkeling van de condities van weidevogelkuikens door het seizoen heen. Wat zijn kritische momenten voor kuikens gedurende het weidevogelseizoen en welke factoren hebben hier invloed op? En wat betekent dit voor de praktijk?