NemaDecide Lelie x Pratylenchus penetrans : pilot ten behoeve van de bollenteelt "Proof of principle"
Plantparasitaire aaltjes veroorzaken zowel opbrengstschade als kwaliteitsschade in de teelt van bolbloemen en bloembollen. De totale schade veroorzaakt door bodemziekten wordt in de bollensector geschat op 25 miljoen per jaar waarvan een groot deel aan aaltjes kan worden toegeschreven. Bovendien vermeerderen verschillende bolgewassen deze aaltjessoorten sterk, waardoor ook in volggewassen problemen kunnen ontstaan. Een extra complicatie vormt huurland waarvan inzicht in de gezondheidssituatie vaak ontbreekt. Voor de beheersing en bestrijding van aaltjes worden veelal gewasbeschermingsmiddelen ingezet, zoals granulaten en grondontsmetting. De sector ligt onder vuur vanwege de blijvende afhankelijkheid van natte grondontsmetting. Bovendien is de toelating van deze middelen zeer onzeker. Een alternatieve aanpak voor continuïteit is noodzakelijk. Hiervoor is kennis nodig, kennis die er soms wel, soms niet is, maar die in ieder geval vaak niet eenvoudig toegankelijk is. Door alle bestaande kennis te integreren en te ontsluiten via een beslissingsondersteunend systeem (BOS) wordt deze kennis toegankelijk gemaakt voor telers en hun adviseurs en wordt eenduidige advisering mogelijk. In dit project is aangetoond dat het mogelijk is een BOS voor de bollenteelt te bouwen.
Nemadecide Lelie x Pratylenchus penetrans : Pilot t.v.b. de bollenteelt "Proof of Principle"
Plantparasitaire aaltjes veroorzaken zowel opbrengstschade als kwaliteitsschade in de teelt van bolbloemen en bloembollen. De totale schade veroorzaakt door bodemziekten wordt in de bollensector geschat op 25 miljoen per jaar waarvan een groot deel aan aaltjes kan worden toegeschreven. Bovendien vermeerderen verschillende bolgewassen deze aaltjessoorten sterk, waardoor ook in volggewassen problemen kunnen ontstaan. Een extra complicatie vormt huurland waarvan inzicht in de gezondheidssituatie vaak ontbreekt. Voor de beheersing en bestrijding van aaltjes worden veelal gewasbeschermingsmiddelen ingezet, zoals granulaten en grondontsmetting. De sector ligt onder vuur vanwege de blijvende afhankelijkheid van natte grondontsmetting. Bovendien is de toelating van deze middelen zeer onzeker. Een alternatieve aanpak voor continuïteit is noodzakelijk. Hiervoor is kennis nodig, kennis die er soms wel, soms niet is, maar die in ieder geval vaak niet eenvoudig toegankelijk is. Door alle bestaande kennis te integreren en te ontsluiten via een beslissingsondersteunend systeem (BOS) wordt deze kennis toegankelijk gemaakt voor telers en hun adviseurs en wordt eenduidige advisering mogelijk. In dit project is aangetoond dat het mogelijk is een BOS voor de bollenteelt te bouwen.
Variatie in aanpak wortellesieaaltje : Telen met toekomst
Geïntegreerde bestrijding van het wortellesie-aaltje Pratylenchus penetrans in lelies: onderdeel van het project Telen met Toekomst
Wortellesieaaltje vraagt integrale aanpak
Van alle ziekten in de bloembollenteelt behoren aaltjes tot de groep lastig aan te pakken organismen. Hun optreden is grillig, de impact van een aantasting soms zeer groot. In dertien afleveringen zet BloembollenVisie aaltjes in de schijnwerpers. In de vierde aflevering de tweede van de vijf belangrijkste groepen aaltjes binnen de bloembollen : Pratylenchus.
Biologisch, het nieuwe gangbaar? : onderzoek naar duurzame alternatieven voor gangbare gewasbescherming bij de teelt van tulp en aardbei
In de afgelopen eeuw is de productie van de landbouwgronden enorm gegroeid. Oorzaak hiervan is de intensivering van de landbouw met de verkaveling, drainage en het sturen van het waterpeil voorop. Daarnaast heeft het gebruik van kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen de productie verder opgeschroefd. Hierdoor heeft de landbouw goed in de groeiende behoefte van de bevolking kunnen voorzien. De hoofdvraag van dit onderzoek is: welke methoden zijn beschikbaar voor de teelt van tulp en aardbei zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen zonder dat dit de productiezekerheid in gevaar brengt in een gangbare bedrijfsvoering?
Bevordering bodemgezondheid in sierteelt op duinzandgrond : BO-31.03-001-012
Resultaten van diverse maatregelen tegen het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans op duinzandgrond.
Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie : projectverslag fase 3
In lelies kennen we verschillende vormen van wortelrot. Naast Pythium, wortelverbranding en het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans) komt er ook een vorm van wortelrot voor, waarbij de veroorzaker niet bekend is. Door bepaalde pathogenen uit te sluiten is uit het vorige project "Onbekend wortelrot lelie fase 2" naar voren gekomen dat zeer waarschijnlijk een schimmel de veroorzaker is van de onbekende wortelrot in lelie. Deze schimmel is grondgebonden maar de structuur van de grond blijkt geen invloed te hebben op de aantasting door de schimmel. De schimmels Fusarium en/of Trichoderma lijken een belangrijke rol te spelen. De schimmel Rhizoctonia is echter ook in een enkel monster aangetoond. De uitsluitingsproeven uit het vorige project hebben nog geen eenduidig beeld gegeven over een specifieke schimmelfamilie. In dit project wordt uitgezocht welk soort en/of fysio van Fusarium, Trichoderma en/of Rhizoctonia onbekend wortelrot veroorzaken. Resultaten: Bij determinatie van de geisoleerde Rhizoctonia solani isolaten is gebleken dat alle drie tot de groep AG 5 horen. Dit is een in de akkerbouw algemeen voorkomende Rhizoctonia solani die ook wel met wortelrot geassocieerd wordt. Uit de Fusarium-isolaten zijn Fusarium culmorum en Fusarium oxysporum f.sp.lilii geïsoleerd. Fusarium culmorum veroorzaakt wortelbederf bij tulp en fusarium oxysporum f.sp.lilii veroorzaakt bolrot, schubrot, stengelvlekken en randziekte bij lelie. Uit de Trichodermaisolaten werd Trichoderma spirale lren Trichoderma viridegeïsoleerd. Trichoderma spirale lris niet bekend bij bloembollen, Trichoderma viridewel; deze kan wortelrot veroorzaken in de broeierij van tulpen.
Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie : projectverslag fase 3
In lelies kennen we verschillende vormen van wortelrot. Naast Pythium, wortelverbranding en het wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans) komt er ook een vorm van wortelrot voor, waarbij de veroorzaker niet bekend is. Door bepaalde pathogenen uit te sluiten is uit het vorige project "Onbekend wortelrot lelie fase 2" naar voren gekomen dat zeer waarschijnlijk een schimmel de veroorzaker is van de onbekende wortelrot in lelie. Deze schimmel is grondgebonden maar de structuur van de grond blijkt geen invloed te hebben op de aantasting door de schimmel. De schimmels Fusarium en/of Trichoderma lijken een belangrijke rol te spelen. De schimmel Rhizoctonia is echter ook in een enkel monster aangetoond. De uitsluitingsproeven uit het vorige project hebben nog geen eenduidig beeld gegeven over een specifieke schimmelfamilie. In dit project wordt uitgezocht welk soort en/of fysio van Fusarium, Trichoderma en/of Rhizoctonia onbekend wortelrot veroorzaken. Resultaten: Bij determinatie van de geisoleerde Rhizoctonia solani isolaten is gebleken dat alle drie tot de groep AG 5 horen. Dit is een in de akkerbouw algemeen voorkomende Rhizoctonia solani die ook wel met wortelrot geassocieerd wordt. Uit de Fusarium-isolaten zijn Fusarium culmorum en Fusarium oxysporum f.sp.lilii geïsoleerd. Fusarium culmorum veroorzaakt wortelbederf bij tulp en fusarium oxysporum f.sp.lilii veroorzaakt bolrot, schubrot, stengelvlekken en randziekte bij lelie. Uit de Trichodermaisolaten werd Trichoderma spirale lren Trichoderma viridegeïsoleerd. Trichoderma spirale lris niet bekend bij bloembollen, Trichoderma viridewel; deze kan wortelrot veroorzaken in de broeierij van tulpen.
GoeddoorGrond : Introductie bodemkwaliteit en biodiversiteit in de landbouwpraktijk van Noord-Holland : eindverslag 1 januari 2009 – 30 juni 2012
In 2010 is het project Goed door Grond van start gegaan, een initiatief van 10 bollentelers in Noord-Holland. In dit project zetten de betrokken bloembollenbedrijven een passend bodemmanagementsysteem op dat gedurende 3 jaar op een deel van het perceel wordt toegepast. Centrale vraagstelling is: Leidt een dubbele dosering compost en de teelt van groenbemesters tot verhoging van de biodiversiteit en bodemweerbaarheid? De nadruk ligt hierbij op drie bodemgerelateerde ziekten: Rhizoctonia solani, Pythium en wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetrans).
GoeddoorGrond : Introductie bodemkwaliteit en biodiversiteit in de landbouwpraktijk van Noord-Holland : eindverslag 1 januari 2009 – 30 juni 2012
In 2010 is het project Goed door Grond van start gegaan, een initiatief van 10 bollentelers in Noord-Holland. In dit project zetten de betrokken bloembollenbedrijven een passend bodemmanagementsysteem op dat gedurende 3 jaar op een deel van het perceel wordt toegepast. Centrale vraagstelling is: Leidt een dubbele dosering compost en de teelt van groenbemesters tot verhoging van de biodiversiteit en bodemweerbaarheid? De nadruk ligt hierbij op drie bodemgerelateerde ziekten: Rhizoctonia solani, Pythium en wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetrans).
Teeltadvies
Samengesteld door de adviseurs van Delphy: vaste planten, deschampsia, gaillardia, vinca, lelie, muscari, tulp, fritillaria imperialis, krokus, gladiool, tulp, narcis, hyacint, gewasbescherming en techniek.
Kennis over ziekten in de praktijk getoetst : telen met toekomst
Tal van ziekten en plagen spelen de bloembollensector parten. Binnen Telen met toekomst is onder meer gekeken naar de aanpak van schimmels in de narcis 'Tête à Tête, naar vuur in tulp en naar de aanpak van aaltjes. Niet alleen bloembollenaaltjes, maar ook aardappelcystenaaltjes kwamen aan bod
Telen met Toekomst: Kennis over ziekten in de praktijk getoetst
Tal van ziekten en plagen spelen de bloembollensector parten. Binnen Telen met toekomst is onder meer gekeken naar de aanpak van schimmels in de narcis 'Tête à Tête, naar vuur in tulp en naar de aanpak van aaltjes. Niet alleen bloembollenaaltjes, maar ook aardappelcystenaaltjes kwamen aan bod
Duurzame middelen : thema A (posters)
Overzicht van posters die worden gepresenteeerd op de Derde Gewasbeschermingsmanifestatie over: 1) Nieuwe methoden voor insectenvrij maken van uitgangsmateriaal en bloemisterijproducten; 2) Minder risico op wortelverdikking bij komkommer bij lage pH; 3) Biologische bestrijding van rupsen in de glastuinbouw; 4) Onderdrukking van Ralstonia solanacearum op Eucalyptus urophylla door fluorescerende Pseudomonas spp. in China; 5) Effecten van in het veld geïntroduceerde phenazine-1-carbonzuur en 2,4-diacetylphloroglucinol producerende derivaten van Pseudomonas putida WCS358r op de samenstelling van de microflora van tarwewortels; 6) Nieuwe mogelijkheden voor de bestrijding van bladluizen: repellente geuren; 7) Formuleringsonderzoek bij TNO Industrie van biologische preparaten in de gewasbescherming; 8) Door nieuwe werktuigen perspectieven voor onkruidbestrijding in de gewasrij; 9) Marktintroductie van VertiPlus; 10) Biologie en bestrijding van roze appelluis; 12) Milieuvriendelijke vruchtboomkankerbestrijding met behulp van celkalk; 13) Werking van biologische fungiciden tegen bodemschimmels in aardbei; 14) Geïintegreerde bestrijding van bovengrondse schimmels in glasgroenten; 15) Het afrikaantje (Tagetes) houdt het wortellesieaaltje er tenminste drie jaar onder; 16) Implementatie van biologische grondontsmetting; 17) Geurstoffen weren oculatiegalmug (Resseliella oculiperda) van bomen; 18) Modellering van de bestrijding van de floridamotrups in chrysant met baculovirus; 19) Biologische bestrijding van Pythium-wortelrot met behulp van Pseudomonas-bacteriën; 20) Bestrijding spint Tetranychus urticae in roos Rosa; 21) Rol van banker plants bij de biologische bestrijding van bladluiscomplexen in de glastuinbouw; 22) Mogelijkheden voor geïntegreerde beheersing van R. solani in suikerbieten
Begrijpen en bestrijden van bodemgebonden verspreiding van PIAMV en TVX
De leliebranche wordt geconfronteerd met een zeer besmettelijk virus dat een grote bedreiging is voor de gehele leliesector, het Plantago asiatica mosaic virus (PlAMV). Naast PlAMV is enkele jaren geleden een vergelijkbaar virus in lelie aangetroffen, het Tulpenvirus X (TVX). De besmettelijkheid van TVX lijkt bij lelie vergelijkbaar groot te zijn als de besmettelijkheid van PlAMV. Het is er alles aan gelegen om de verspreidingsroutes volledig in beeld te hebben om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen om verdere verspreiding van het virus in de leliesector te voorkomen. Het onderzoek beschreven in dit rapport is een voortzetting van onderzoek aan PlAMV en TVX dat sinds 2010 wordt uitgevoerd.Er is uitgebreide ervaring opgebouwd met de mogelijkheden die ELISA- en PCR-toetsen kunnen bieden bij onderzoek, maar vooral ook voor de kwaliteitsbewaking van teeltmateriaal. Omdat de verspreidingsroutes complex zijn, is het belangrijk te weten wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van bepaalde bemonsteringsmomenten en monstertype. Hoofdstuk 2 beschrijft de voordelen en beperkingen van de verschillende toetsmethoden en bemonsteringstypes. Daarnaast wordt uitleg gegeven over de interpretatie van toetsresultaten.Bij lelie kan infectie met PlAMV schadelijke symptomen veroorzaken. PlAMV kan daarentegen ook symptoomloos voorkomen. In Hoofdstuk 3 wordt beschreven dat symptomatische en symptoomloze infecties door hetzelfde PlAMV-virus wordt veroorzaakt. Er is slechts één type PlAMV in de Nederlandse lelieteelt aanwezig. Dit is belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik van toetsmethoden voor kwaliteitsbewaking. Wanneer genetische variatie aanwezig zou zijn, dan zouden de toetsen daarop mogelijk aangepast moeten worden.Infectie met TVX bij lelie worden veroorzaakt door een TVX-stam die op kleine genetische details afwijkt van het TVX dat bij tulp infectie kan veroorzaken. Er zijn geen aanwijzingen dat tulp zelf de infectiebron is geweest voor TVX-infecties bij lelie. Het is momenteel de hypothese dat de tulpenstam van TVX vanuit tulp in een alternatieve waardplant terecht is gekomen. In deze alternatieve waardplant is TVX veranderd in de vorm die uiteindelijk bij lelie infecties kan veroorzaken.Dompelen van intacte bollen in een bad waarin PlAMV aanwezig was, resulteerde in vergelijkbare virusinfecties als bij dompeling van bollen waarvan de wortels waren afgeknipt. De bollen waren in dit geval slechts drie minuten gedompeld. Er hoeft dus geen verwonding aanwezig te zijn om infectie mogelijk te maken. Bij heftiger verwonding trad meer infectie op. Afspoelen van gespoelde of ontsmette bollen met schoon water kan resulteren in minder infectie, maar dit is niet altijd het geval (Hoofdstuk 4). Voorkomen van verwonding en aandacht voor wondherstel voor het dompelen is daarom zeker relevant. Tevens moeten lelie verwerkende bedrijven achteraan in de keten er rekening mee houden dat ook tijdens hun werkzaamheden met leliebollen kruisbesmetting en infectie bij partijen kan plaatsvinden wanneer zij gebruik maken van virusbesmet spoelwater of dompelbaden besmet met virus. Inpakbedrijven en exporteurs zijn daarom net zo verantwoordelijk voor een virusvrij eindproduct als veredeling en bollentelers.PlAMV en TVX zijn vrij hardnekkige virussen die buiten de plant langere tijd besmettelijk blijven. Bedrijfshygiëne is dan extra belangrijk om verspreiding binnen en tussen partijen te voorkomen. In Hoofdstuk 11 worden tips voor bedrijfshygiëne uitgebreid toegelicht. Vuil en plantenresten wegspoelen met (warm) water en eventueel zeep gebruiken om aankoeken van vuiligheid te voorkomen zijn het belangrijkst en het meest effectief. Middelen met virucide werking kunnen eventueel ingezet worden om achtergebleven virusdeeltjes alsnog te inactiveren. Er zijn middelen geïdentificeerd met voldoende virucide activiteit, maar alleen voor Virkon S is een toepassing in bedrijfsruimtes geregistreerd (Hoofdstuk 5). Er zijn tevens middelen geïdentificeerd die ook voldoende en snelle virucide activiteit hebben voor inactivatie van virus aanwezig in dompelbaden of spoelwater. Echter, voor geen van deze middelen is toepassing geregistreerd.Aanwezigheid van virusdeeltjes in de bodem of in virusbesmette gewasresten kunnen tijdens een nieuwe teelt tot infectie leiden. In Hoofdstuk 6 zijn de risico’s beschreven bij hergebruik van een perceel waar de voorafgaande lelieteelt besmet was met PlAMV of TVX. In de meeste gevallen treedt infectie vanuit het perceel op. De waargenomen percentages zijn niet erg hoog (0-8%), maar een virusvrij aangeplante partij is dan niet meer virusvrij. Tijdens diverse teeltprocessen tot aan de broei kunnen deze beperkte besmettingen via diverse risicovolle handelingen in een partij uitgroeien tot veel hogere percentages.Tijdens het onderzoek naar hergebruik van grond afkomstig van virusbesmette lelieteelt werd duidelijk dat de waardplantenreeks van PlAMV en TVX veel breder is. Een groot aantal onkruiden en groenbemesters zijn waardplant (Hoofdstuk 9). In relatie tot lelie worden in deze alternatieve waardplanten lagere virusconcentraties aangetroffen. Het is momenteel onduidelijk welke rol deze onkruiden en groenbemesters spelen bij de instandhouding van virusreservoirs in de bodem.Aanwezigheid van virusdeeltjes in de bodem of in virusbesmette gewasresten kunnen tijdens een nieuwe teelt tot infectie leiden. Stomen van de grond is toepasbaar bij kasteelt. Voor een goede inactivatie van virus in de grond is het belangrijk dat alle grond voldoende lang voldoende heet is geweest (Hoofdstuk 5). Het werken met dataloggers voor temperatuurregistraties is daarom zeker aan te bevelen. Er is tevens een methode ontwikkeld waarmee met ingegraven viruscapsules op een meer biologische wijze de inactivatie van PlAMV of TVX bestudeerd kan worden.Er zijn geen middelen met virucide activiteit bekend die toegepast kunnen worden in de bodem. Een chemische afdoding is daarom niet mogelijk. Omdat er geen vector betrokken is bij de bodemgebonden virusverspreiding hebben nematiciden of fungiciden geen effect op virusreservoirs in de bodem. Een gezond bodemleven en snelle vertering van plantresten heeft daarentegen zeker wel een functionele bijdrage in een effectieve vermindering van virus in de bodem. Natte grondontsmetting of toepassing van bodemfungiciden zou daarom misschien juist wel eens averechts kunnen werken bij het bestrijden van virusreservoirs in de bodem.De verspreiding van PlAMV en TVX is complex, de beheersing van dit virus nog complexer. Dit project heeft de sector een paar stappen verder gebracht in het begrijpen van de ervaringen met deze twee virussen. Tevens wordt steeds beter begrepen op welke wijze virusinfectie voorkomen kan worden. Op basis van de laatste inzichten zijn de maatregelen waarmee infectie en verspreiding van PlAMV en TVX voorkomen of beperkt kunnen worden geactualiseerd. Het inzichtelijk maken van de aanwezige besmettingen in partijen door middel van toetsen is van groot belang om de risico’s op infectie en verspreiding in te schatten. Immers, bij afwezigheid van virus, is er ook geen risico dat virusinfectie kan optreden. De praktijkadviezen in combinatie met een planmatige beoordeling van de kwaliteit door middel van toetsen heeft geresulteerd in de Kwaliteitssysteem Lelie 2.0, een resultaat van collectieve samenwerking binnen de Nederlandse leliesector.
Organische stof en ziektewering in de sierteelt
Resultaten uit lopend onderzoek naar de effecten van organische stof op de bodemkwaliteit van duinzandgrond en de haalbaarheid van geïntegreerde en biologische teelten met een gewasrotatie van 1:7 met bolgewassen, heesters en vaste planten
Organische stof en ziektewering in de sierteelt
Resultaten uit lopend onderzoek naar de effecten van organische stof op de bodemkwaliteit van duinzandgrond en de haalbaarheid van geïntegreerde en biologische teelten met een gewasrotatie van 1:7 met bolgewassen, heesters en vaste planten
Inventarisatie van wortelaaltjes in amaryllis : literatuurstudie, praktijkinventarisatie en bewaarproef
Deze publicatie bestaat uit drie delen. Ten eerste een literatuurstudie waarin is nagegaan welke wortelaaltjes in de teelt van amaryllis een rol spelen, hoe hun levenswijze is en hun levenscyclus. Daarna wordt verslag gedaan van een inventarisatie in de praktijk, waarbij is gekeken welke wortelaaltjes in de amaryllisteelt in Nederland voorkomen. Tot slot wordt verslag gedaan van een bewaarproef met wortelaaltjes besmette amaryllisbollen, uitgevoerd bij vier verschillende temperaturen