• rapport
    Verslag / Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond nr. 116.
    1990
  • rapport
    Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond
    1990
  • overig
    Landbouwuniversiteit Wageningen
    1993

    Viruses of faba bean (Vicia faba L.) in Morocco : surveying, identification, and ecological aspects

    A systematic virus survey covering the main areas where faba bean ( Viciafaba L.) is grown in Morocco was conducted in 1988 and 1990. From the 240 leaf samples collected on the basis of symptoms suggestive of virus infection from 52 fields, the following viruses were detected by means of electron microscopy, biological indexing, and serology, and their incidence and geographical distribution were assessed: alfalfa mosaic virus (AMV), bean yellow mosaic virus (BYMV), broad bean mottle virus (BBMV), broad bean stain virus (BBSV), broad bean true mosaic virus (BBTMV), peaearly browning virus (PEBV), pea enation mosaic virus (PEMV), pea seed-borne mosaic virus (PSbMV), and luteoviruses. (BBTMV), PEMV, PSbMV, and luteoviruses had not previously been reported in the country. BBMV, considered earlier of limited distribution and the luteoviruses were found to be prevalent (in 50 and 56% of the surveyed fields, respectively; and with field incidences of 20 and 33%, respectively), whereas the opposite held for BBSV and BYMV. More detailed studies concentrated on the actually important BBMV and the luteoviruses, and on the potentially important BYMV-like isolates.The biological indexing of samples revealed considerable variation in symptom severity on test plants among BBMV isolates. Comparison of seven selected Moroccan isolates with isolates from Algeria, Sudan, and Tunisia, revealed a pathogenic variability of the virus on a number of food-legume genotypes. Clusters of isolates differing in virulence could be distinguished as mild, intermediate, and virulent, although they an reacted similarly to the antisera to a Moroccan and a Syrian isolate. When a number of promising ICARDA breeding lines and accessions of faba bean, chickpea, lentil, and pea were tested with the BBMV isolates, different interactions were observed, but all genotypes were found vulnerable to all the isolates investigated, and no immunity could be detected. Some isolates were more pathogenic (often even necrotic) on other food legumes, such as pea and chickpea, than on faba bean. BBMV was found to be seed transmitted in faba bean (at a rate of 1.2%) when occurring on its own, and was detected to be so in chickpea and pea at transmission rates of 0.9 and 0.1%, respectively. Besides transmission by seed, BBMV was found to be transmissible by the curculionid weevils Apion radiolus, Hypera variabilis, Pachytychius strumarius, Smicronyx cyaneus, and the previously reported Sitona lineatus. The latter appeared to be an efficient vector since the first bite was sufficient for acquisition and transmission of the virus, virus retention lasted for at least seven days, and the transmission rate was estimated to be 41%. S.lineatus turned out to transmit BBMV not only from faba bean to the same species, but also to lentil and pea. When searching for natural sources of the virus by testing of 351 samples of food legumes from 24 fields and 102 samples of wild legumes, it was found to occur naturally in chickpea, lentil, and pea, as well as in common bean (Phaseolus vulgaris) in 16, 11, 19, and 16% of the tested samples, respectively; but it was not detected in the samples of wild legumes reported in literature as potential hosts.The problem of virus variability emerged and gradually evolved during these studies. It was encountered with BBMV showing a variation of isolates. It particularly holds for the cluster of potyviruses related to BYMV but also for the luteoviruses, where it leads to difficulties in virus identification.When testing faba-bean samples, showing luteovirus-like symptoms, in DAS-ELISA with polyclonal antisera to bean leafroll virus (BLRV), beet western yellows virus (BWYV), and subterranean clover red leaf virus (SCRLV), and in TAS-ELISA with two monoclonal antibodies discriminating between BLRV and BWYV, various serological reaction patterns were obtained. This pointed to a considerable variation among the luteovirus isolates which could not be identified as one of the known legume luteoviruses. To enable reliable detection of this group of viruses by the polymerase chain reaction (PCR), a pair of designed oligonucleotide primers were found to specifically amplify a 535-bp fragment of the coat- protein gene of known luteoviruses and of all Moroccan isolates tested. In molecular hybridization tests, selected field isolates showed nucleotide sequence homology among them, and with BLRV, but not with BWYV, although some of them behaved BWYV-like serologically. These results support the idea of the involvement of either deviant strains of known luteoviruses or of (a) completely new faba-bean luteovirus(es).On the other hand, BYMV and the closely related clover yellow vein virus (CYVV) could be distinguished by host-range studies including non-legume test species, and by cytopathology and polyacrylamide-gel electrophoresis of their coat proteins. Both viruses could not be distinguished by the N-terminal serology claimed to discriminate between potyviruses. Conflicting reports as to the taxonomic status of the potyviruses infecting legumes showed the need to develop more reliable tools to unambiguously identify these viruses. Recent molecular studies, including the elucidation of nucleotide sequences of legume-potyvirus RNAs, appeared to provide a rational basis for the identification and classification of potyviruses in general. The use of such molecular data in PCR for the distinction of BYMV and CYVV was investigated, and preliminary results showed that a pair of primers could be used in PCR to distinguish between both viruses.

  • presentatie
    Wageningen UR, PPO-AGV
    2007

    Ken uw plagen! : akkerbouw en vollegrondsgroenten

    Powerpointpresentatie van het WUR Onderwijsaanbod Gewasbescherming 2007, modules Akkerbouw. Onderwerp: Herkenning van de plagen in consumptieaardappel, wintertarwe, wortelen, (spruit)kool, prei en ijsbergsla

  • presentatie
    WUR_staff repository
    2007
  • artikel
    Gewasbescherming : mededelingenblad van de Nederlandse Planteziektenkundige Vereniging in samenwerking met de Coordinatiecommissie Onkruidonderzoek NRLO 36 4: 159 - 164
    2005

    Ervaringen en perspectieven van zaadcoating met pesticiden

    Het artikel geeft een overzicht van de ervaringen en perspectieven van zaadcoating met pesticiden. Coating spaart gewas en grondbehandelingen waardoor telers kosten en middelen besparen. De laatste tot wel 99%. Andere voordelen van zaadcoating worden algemeen beschreven en vervolgens worden diverse toepassingen van zaadcoating gegeven: - wortelvlieg in peen: de huidige coating met chloorfenvinfos verdwijnt, een nieuw insecticide zal gevonden moeten worden - koolvliegbestrijding in kool coating met chloorpyrifos of spinosad geeft langdurige bescherming tegen de maden van de koolvlieg en ook tegen de rupsen van het koolwitje en koolmotje. Imidacloprid geeft bescherming tegen de aardvlo en luizen - prei: uit proeven blijkt zaadbehandeling met fipronil beschermt de prei tegen trips, uienvlieg en preimot. Mundial is een middel met dezelfde werking. - luis in sla: zaadcoating met imidacloprid beschermt tegen diverse luissoorten. Sleutelwoorden: PPO-agv, akkerbouw, tuinbouw, gewasbescherming, geïntegreerde bestrijding, groenteteelt, bladplanten, vollegrondsgroenten, geintegreerde teelt, duurzame teelt, prei, peen, spruitkool, zaadcoating, pesticiden

  • artikel
    Gewasbescherming 36 (2005) 4
    2005

    Ervaringen en perspectieven van zaadcoating met pesticiden

    Zaadbehandeling is doorgaans een uitgelezen kans om gebruik van gewasbeschermingsmiddelen fors terug te dringen. Coating van het zaad met insecticiden kan in een aantal situaties een effectieve bestrijdingsmethode zijn. Doordat de volvelds-, kweekplaat-, plantvoetbehandeling en soms een gewasbehandeling bij de start van de teelt kan vervallen, kan zo een grote besparing op het gebruik van middel verkregen worden. Bij coating wordt zaad voorzien van een dun laagje lijmstof. Dit voorkomt verstuiving van insecticiden, maar het vookomt ook dat de mens met het (giftige) middel in aanraking komt. Bij zaadbehandeling met insecticiden is coating dan ook verplicht. De voordelen van zaadcoating op een rij

  • rapport
    Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond
    1988

    Verslag van het Internationale symposium van zaad en grondbehandelingen te Guildford (Engeland), 5-6 januari 1988

    Belangrijkste punten van de thema's; Zaaizaadbehandeling en Biologische aspecten van granulaattoepassing.

  • factsheet
    Louis Bolk Instituut
    2024

    Factsheet Lupine 3. Ziekten en plagen

    Lupine is gevoelig voor bodemschimmels (vroege uitval) en zaadoverdraagbare ziekten (problemen later in seizoen). Preventie: goede voorvrucht, ruime vruchtwisseling en gezond zaaizaad. De belangrijkste kiemziekten zijn: Pleiochaeta wortelrot, Rhizoctonia en Pythium. Blad- en stengelziekten: Anthracnose, Bruinevlekkenziekte, Rattenkeutelziekte, Phytoophthora wortelrot, Fusarium wortelrot en Botrytis. Verder komen enkele virussen voor die vooral worden veroorzaakt door geïnfecteerd zaaizaad. Als belangrijkste plagen worden Bonenvlieg, en wild- en vogelvraat behandeld. Het aantal gewasbeschermingsmiddelen dat is toegelaten is beperkt. Meer informatie is te vinden in de Teelthandleiding Lupine. Deze factsheet is onderdeel van het SABE-project ‘kennisdelen lupineteelt voor humane consumptie’ in opdracht van en in samenwerking met Proeflab Wageningen en Lekker Lupine. Mede mogelijk gemaakt door het ministerie van LNV en de EU.

  • rapport
    Inagro
    2015

    Zomerveldboon - praktische teelthandleiding

    Teelthandleiding voor de teelt van de zomerveldboon. Stilgestaan wordt bij: de bodem, zaaitijdstip, zaaizaad-hoeveelheid, enten van zaden, mengteelt, hoe zaaien, bemesting, onkruidbeheersing, beheersing ziekten en plagen, legering, oogst, opbrengst, ecologisch aandachtsgebied, PDPO III, voederwaarde.

  • rapport
    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
    2015

    Winterveldboon - praktische teelthandleiding

    Teelthandleiding van veldbonen gericht op het voldoen aan de teeltvoorwaarden van diverse EU regelingen voor eiwithoudende voedergewassen.

  • rapport
    Inagro
    2016

    Droge erwt zomerteelt - praktische teelthandleiding

    Teelthandleiding voor de zomerteelt van droge erwten. Stilgestaan wordt bij: de bodem, zaaitijdstip, zaaizaad-hoeveelheid, enten van zaden, mengteelt, hoe zaaien, bemesting, onkruidbeheersing, beheersing ziekten en plagen, legering, oogst, opbrengst, ecologisch aandachtsgebied, PDPO III, voederwaarde.

  • artikel
    Bodem 5 (2021) oktober 2021
    2021

    Inzet bodemkennis voor een duurzamere gewasbescherming

    De bodem staat volop in de belangstelling, ook als onderdeel in de beheersing van ziekten en plagen in landbouwgewassen. In navolging van het onderzoeksrapport1 over het beheersen van bodempathogenen via bodemgezondheidsmaatregelen, verscheen in het voorjaar van 2021 een vergelijkbaar rapport voor bodemplagen.2 Het onderzoek is aangevraagd door de partners van de PPS Beter Bodembeheer3 waaronder de BO Akkerbouw, de brancheorganisatie voor de Nederlandse akkerbouw. Het onderzoeksrapport geeft een overzicht van duurzame bodemgezondheidsmaatregelen tegen bodemplagen in de acht belangrijkste akkerbouwgewassen: aardappelen, cichorei, granen, kool- en raapzaad, peen, peulvruchten, suikerbiet en ui

  • artikel
    Bodem : kwartaalblad voor informatie-uitwisseling en discussie over bodembescherming en bodemsanering 5: 9 - 11
    2021

    Inzet bodemkennis voor een duurzamere gewasbescherming : Overzicht bodemgezondheidsmaatregelen tegen bodemplagen

    De bodem staat volop in de belangstelling, ook als onderdeel in de beheersing van ziekten en plagen in landbouwgewassen. In navolging van het onderzoeksrapport1 over het beheersen van bodempathogenen via bodemgezondheidsmaatregelen, verscheen in het voorjaar van 2021 een vergelijkbaar rapport voor bodemplagen.2 Het onderzoek is aangevraagd door de partners van de PPS Beter Bodembeheer3 waaronder de BO Akkerbouw, de brancheorganisatie voor de Nederlandse akkerbouw. Het onderzoeksrapport geeft een overzicht van duurzame bodemgezondheidsmaatregelen tegen bodemplagen in de acht belangrijkste akkerbouwgewassen: aardappelen, cichorei, granen, kool- en raapzaad, peen, peulvruchten, suikerbiet en ui.

  • overig
    Inagro
    2022

    Verslag Rassenproef zomerveldboon in mengteelt met zomertarwe 2022

    In het teeltseizoen 2022 werd voor het vierde en laatste jaar op rij de waarde onderzocht van verschillende zomerveldboonrassen in kader van het Interreg project SymBIOse. Dit in mengteelt met een zomertarwe onder Vlaamse omstandigheden en volgens de biologische teeltwijze. Deze proef werd aangelegd in de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie. Alle opgenomen veldboonrassen zijn geschikt voor het rantsoen van herkauwers. Eén cultivar bevat weinig tannine (witbloeiend) waardoor ze iets geschikter is voor het varkensrantsoen. Vijf cultivars bevatten weinig vicine/convicine en zijn daarom geschikt om op te nemen in het pluimveerantsoen. Een mengteelt met zomertarwe zorgt voor een betere onkruidonderdrukking, een betere gewasstevigheid en een grotere oogstzekerheid dan een zuivere teelt veldboon.

  • artikel
    Jubileumuitgave ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan der Peulvruchten Studie Combinatie
    1954
  • artikel
    PSC
    1954
  • rapport
    Inagro
    2023

    Verslag Rassenproef winterveldboon in mengteelt met triticale 2022-2023

    In het teeltseizoen 2022-2023 werd de waarde onderzocht van verschillende winterveldboonrassen in mengteelt met een triticale onder Vlaamse omstandigheden en volgens de biologische teeltwijze. Deze proef wordt aangelegd in de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie. Alle opgenomen veldboonrassen waren onbewerkt geschikt voor het rantsoen van herkauwers, maar minder of niet voor respectievelijk varkens en pluimvee. Een mengteelt met triticale zorgt voor een betere onkruidonderdrukking, een betere gewasstevigheid en een grotere oogstzekerheid dan een zuivere teelt veldboon.

  • artikel
    Management&techniek 20 6: 9 - 15
    2015

    Vlinderbloemigen als derde teelt op rundveebedrijven : dossier

    Dossier bevat de volgende artikelen 1. Welke derde teelt op rundveebedrijven? 2. Gratis stikstof uit de lucht 3. Vlinderbloemigen zijn de moeite waard 3. Luzerne, voor melk en vleesvee 4. Zijn erwten en bonen rendabele teelten?

  • rapport
    Proefstation voor de Groenteteelt in de Vollegrond in Nederland
    1957
1 2 3