• artikel
    BloembollenVisie 244: 25
    2012

    Bollenmijt in gladiool vraagt om alertheid

    In dit artikel over het voortgezet diagnostisch onderzoek bij PPO een verslag van het onderzoek naar de gebruikswaarde van gladiolenknollen die door bollenmijten zijn aangetast. Een dergelijke aantasting wordt soms aangetroffen wanneer knollen worden geteeld op een perceel waar lelies als voorvrucht ook aangetast zijn geweest door bollenmijt. Uit het onderzoek is gebleken dat door bollenmijt aangetaste gladiolenknollen na een behandeling met pirimifos-methyl een goede gebruikswaarde hebben voor de bloementeelt.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2004

    Bestrijding bollenmijt in hol- en snijbollen hyacint

    Bollen- en stromijten kunnen voor veel schade zorgen in hol- en snijbollen tijdens de vermeerderingsfase in de bewaarcel. Meestal treft het Fusarium-gevoelige cultvars, doordat deze mijten zich gemakkelijk kunnen vermeerderen op het door Fusarium-aangetaste bolweefsel. Voor de bestrijding van bollen- en stromijten is momenteel slechts één middel ter beschikking voor de praktijk: Actellic. Dit brengt een aantal risico’s met zich mee, zoals: de grote kans op resistentie ontwikkeling, de minder goede werking tegen stromijten en het onder druk staan vanwege residuen in oppervlaktewater. Voor een biologische teelt is er nog geen bestrijdingsmethode beschikbaar, terwijl gesteld werd dat per 1 januari 2004 het uitgangsmateriaal in de biologische landbouw ook biologisch voortgebracht moest worden. Dit overziend is het wenselijk dat er gezocht wordt naar een nieuwe bestrijdingsmethode voor deze mijten. Uit eerdere oriënterende proeven bij PPO Bloembollen is gebleken dat roofmijten en CA-behandeling perspectief bieden. In de periode 1 juni 2002 tot en met 31 december 2003 is daartoe een onderzoek verricht naar het optimaliseren van alternatieve bestrijdingsmethoden van bollenmijten (en stromijten) in hol- en snijbollen van hyacint. In geholde en gesneden bollen van de hyacinten cv. ‘Pink Pearl’ en ’White Pearl’ zijn op kleine schaal het effect en toepassing van roofmijten en/of CA-bewaring beproefd. Ter controle zijn ook bollen niet behandeld of behandeld volgens advies met Actellic. Gedurende de vermeerderingsperiode zijn diverse monsters genomen om de populatieontwikkeling van de bollen- en stromijten en roofmijten te beoordelen. Na de bewaring is een gedeelte van de bollen opgeplant om eventuele effecten op het plantgoed te kunnen beoordelen. Onderzoek gaf aan dat de roofmijt Amblyseius cucumeris in staat is de mijtenpopulatie beperkt te houden. Verder onderzoek moet duidelijk maken hoe de roofmijten op praktijkschaal het beste toegepast kunnen worden en met welke frequentie deze ingezet moeten worden. De CA-behandeling die is toegepast, heeft bij de mijtbestrijding in hyacint onvoldoende resultaat gegeven. Een verbeterde behandeling is in ontwikkeling (bij een ander gewas).

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Bloembollen
    2004

    Bestrijding bollenmijt in hol-en snijbollen hyacint

    Bollen- en stromijten kunnen voor veel schade zorgen in hol- en snijbollen tijdens de vermeerderingsfase in de bewaarcel. Meestal treft het Fusarium-gevoelige cultvars, doordat deze mijten zich gemakkelijk kunnen vermeerderen op het door Fusarium-aangetaste bolweefsel. Voor de bestrijding van bollen- en stromijten is momenteel slechts één middel ter beschikking voor de praktijk: Actellic. Dit brengt een aantal risico’s met zich mee, zoals: de grote kans op resistentie ontwikkeling, de minder goede werking tegen stromijten en het onder druk staan vanwege residuen in oppervlaktewater. Voor een biologische teelt is er nog geen bestrijdingsmethode beschikbaar, terwijl gesteld werd dat per 1 januari 2004 het uitgangsmateriaal in de biologische landbouw ook biologisch voortgebracht moest worden. Dit overziend is het wenselijk dat er gezocht wordt naar een nieuwe bestrijdingsmethode voor deze mijten. Uit eerdere oriënterende proeven bij PPO Bloembollen is gebleken dat roofmijten en CA-behandeling perspectief bieden. In de periode 1 juni 2002 tot en met 31 december 2003 is daartoe een onderzoek verricht naar het optimaliseren van alternatieve bestrijdingsmethoden van bollenmijten (en stromijten) in hol- en snijbollen van hyacint. In geholde en gesneden bollen van de hyacinten cv. ‘Pink Pearl’ en ’White Pearl’ zijn op kleine schaal het effect en toepassing van roofmijten en/of CA-bewaring beproefd. Ter controle zijn ook bollen niet behandeld of behandeld volgens advies met Actellic. Gedurende de vermeerderingsperiode zijn diverse monsters genomen om de populatieontwikkeling van de bollen- en stromijten en roofmijten te beoordelen. Na de bewaring is een gedeelte van de bollen opgeplant om eventuele effecten op het plantgoed te kunnen beoordelen. Onderzoek gaf aan dat de roofmijt Amblyseius cucumeris in staat is de mijtenpopulatie beperkt te houden. Verder onderzoek moet duidelijk maken hoe de roofmijten op praktijkschaal het beste toegepast kunnen worden en met welke frequentie deze ingezet moeten worden. De CA-behandeling die is toegepast, heeft bij de mijtbestrijding in hyacint onvoldoende resultaat gegeven. Een verbeterde behandeling is in ontwikkeling (bij een ander gewas).

  • artikel
    BloembollenVisie 51: 23
    2004

    Onderzoek in de pijplijn: aanpak bollenmijt in Zantedeschia; Bollen planten met satellietbesturing; Verminderde wortelvorming lelie

    Nieuwsflitsen uit het PPO-onderzoek, waarbij aandacht voor de bollenmijt Rhizoglyphus echinopus en Rhizoglypus robini. Het planten van tulpen die onderdeel uitmaken van twee nieuwe projecten van het praktijkonderzoek: 'De smaak van morgen' en 'Nutriënten Waterproof'. Tevens de problematiek rond de slechte wortelvorming bij lelies op dekzandgronden

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2004

    Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia: welke mijt geeft schade in Zantedeschia

    Sinds 2002 zijn enkele gevallen bekend waarbij bollenmijten grote schade aanrichtten in Zantedeschiaknollen tijdens de bewaring. Tot dat moment werden bollenmijten alleen gevonden als opruimers van dood of aangetast materiaal (rotte of verkalkte knollen). Een eerste oriënterende proef gaf aan dat deze mijten actief Zantedeschiaknollen konden aantasten. Het doel van dit onderzoek was om vast te stellen: a) om welke bollenmijt gaat het in deze aangetaste Zantedeschia b) kunnen mijten uit Zantedeschia, lelie, narcis en tulp schadelijk kunnen zijn voor Zantedeschiaknollen en lelieschubben. Daarvoor zijn mijten afkomstig van de verschillende bolgewassen gekweekt en daarna op Zantedeschiaknollen of lelieschubben gezet. Bij determinatie van de mijten afkomstig van Zantedeschiaknollen door de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen bleek het om Rhizoglyphus echinopus te gaan. Het was geen R. robini, die als agressiever bekend staat. Zantedeschiaknollen bleken actief te kunnen worden aangetast door mijten afkomstig van Zantedeschia, lelie en ook in een enkele geval van narcis. Lelieschubben werden hoofdzakelijk aangetast door mijten afkomstig van lelie (R. robini). Mijten van Zantedeschia gaven nauwelijks schade. Mijten van narcis en tulp gaven geen schade. De aantasting in dit onderzoek was minder groot dan in de oriënterende proef en zoals soms in de praktijk wordt waargenomen. Blijkbaar zijn de omstandigheden, die niet goed bekend zijn, sterk van invloed op de mate van aantasting.

  • artikel
    BloembollenVisie 4 (2006) 96
    2006

    Droge bewaring en heetstook tegen bollenmijt Zantedeschia

    Bollenmijtaantasting in de bewaring van Zantedeschiaknollen is te voorkomen door droge bewaring en te bestrijden door een heetstookbehandeling. Dit zijn de eerste voorlopige conclusies uit het onderzoek naar mijtbestrijding in Zantedeschia. In proeven werden knollen na het rooien alleen aangetast als ze bij een hoge RV werden bewaard en met bollenmijten werden besmet. Bij een mijtbesmetting bleek een heetstook van 24 uur bij 43 graden Celsius voldoende om de mijten in en op de knollen te doden. De Zantedeschiaknollen lijken de heetstookbehandeling echter maar moeilijk te kunnen verdragen. Om te komen tot een toepasbaar advies is meer onderzoek nodig naar het juiste tijdstip en de bewaartemperatuur voor en na de behandeling

  • artikel
    BloembollenVisie 96: 22 - 23
    2006

    Droge bewaring en heetstook tegen bollenmijt Zantedeschia

    Bollenmijtaantasting in de bewaring van Zantedeschiaknollen is te voorkomen door droge bewaring en te bestrijden door een heetstookbehandeling. Dit zijn de eerste voorlopige conclusies uit het onderzoek naar mijtbestrijding in Zantedeschia. In proeven werden knollen na het rooien alleen aangetast als ze bij een hoge RV werden bewaard en met bollenmijten werden besmet. Bij een mijtbesmetting bleek een heetstook van 24 uur bij 43 graden Celsius voldoende om de mijten in en op de knollen te doden. De Zantedeschiaknollen lijken de heetstookbehandeling echter maar moeilijk te kunnen verdragen. Om te komen tot een toepasbaar advies is meer onderzoek nodig naar het juiste tijdstip en de bewaartemperatuur voor en na de behandeling

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Bloembollen
    2004

    Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia : welke mijt geeft schade in Zantedeschia

    Sinds 2002 zijn enkele gevallen bekend waarbij bollenmijten grote schade aanrichtten in Zantedeschiaknollen tijdens de bewaring. Tot dat moment werden bollenmijten alleen gevonden als opruimers van dood of aangetast materiaal (rotte of verkalkte knollen). Een eerste oriënterende proef gaf aan dat deze mijten actief Zantedeschiaknollen konden aantasten. Het doel van dit onderzoek was om vast te stellen: a) om welke bollenmijt gaat het in deze aangetaste Zantedeschia b) kunnen mijten uit Zantedeschia, lelie, narcis en tulp schadelijk kunnen zijn voor Zantedeschiaknollen en lelieschubben. Daarvoor zijn mijten afkomstig van de verschillende bolgewassen gekweekt en daarna op Zantedeschiaknollen of lelieschubben gezet. Bij determinatie van de mijten afkomstig van Zantedeschiaknollen door de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen bleek het om Rhizoglyphus echinopus te gaan. Het was geen R. robini, die als agressiever bekend staat. Zantedeschiaknollen bleken actief te kunnen worden aangetast door mijten afkomstig van Zantedeschia, lelie en ook in een enkele geval van narcis. Lelieschubben werden hoofdzakelijk aangetast door mijten afkomstig van lelie (R. robini). Mijten van Zantedeschia gaven nauwelijks schade. Mijten van narcis en tulp gaven geen schade. De aantasting in dit onderzoek was minder groot dan in de oriënterende proef en zoals soms in de praktijk wordt waargenomen. Blijkbaar zijn de omstandigheden, die niet goed bekend zijn, sterk van invloed op de mate van aantasting.

  • artikel
    BloembollenVisie 2012 (2012) 244
    2012

    Ziek en Zeer : bollenmijt in gladiool vraagt om alertheid

    In dit artikel over het voortgezet diagnostisch onderzoek bij PPO een verslag van het onderzoek naar de gebruikswaarde van gladiolenknollen die door bollenmijten zijn aangetast. Een dergelijke aantasting wordt soms aangetroffen wanneer knollen worden geteeld op een perceel waar lelies als voorvrucht ook aangetast zijn geweest door bollenmijt. Uit het onderzoek is gebleken dat door bollenmijt aangetaste gladiolenknollen na een behandeling met pirimifos-methyl een goede gebruikswaarde hebben voor de bloementeelt

  • artikel
    BloembollenVisie 2006 (2006) 84
    2006

    Schimmel pakt galmijt aan, maar laat bollenmijt lopen: onderzoek mijten

    Mijten kunnen voor veel overlast zorgen in de teelt en de bewaring van bloembollen. Bestrijding wordt steeds moeilijker met een kleiner wordend pakket aan chemische middelen en de kans op resistentie. Bij PPO Bloembollen zijn alternatieve methoden onderzocht voor de bestrijding van tulpengalmijt in tulp en bollenmijt in de schubvermeerdering van lelies. Voor tulpengalmijt biedt bestrijding met een mijtpathogene schimmel mogelijkheden

  • artikel
    BloembollenVisie 84: 24 - 25
    2006

    Schimmel pakt galmijt aan, maar laat bollenmijt lopen : onderzoek mijten

    Mijten kunnen voor veel overlast zorgen in de teelt en de bewaring van bloembollen. Bestrijding wordt steeds moeilijker met een kleiner wordend pakket aan chemische middelen en de kans op resistentie. Bij PPO Bloembollen zijn alternatieve methoden onderzocht voor de bestrijding van tulpengalmijt in tulp en bollenmijt in de schubvermeerdering van lelies. Voor tulpengalmijt biedt bestrijding met een mijtpathogene schimmel mogelijkheden

  • artikel
    Onder glas 14 5: 13 - 15
    2017

    'Helemaal biologisch lijkt onmogelijk, maar in freesia kunnen we 80% halen' : Hypoaspis aculeifer maakt freesiateelt vrij van bollenmijt

    De biologie bepaalt voor een groot deel het welslagen van de teelten bij Penning Freesia. Gelukkig maar, want met het uitgeklede chemische middelenpakket zou Peter Penning niet de kwaliteit kunnen leveren waar het bedrijf al generaties lang om bekend staat. Alleen de biologische bestrijding van trips is nog een knelpunt, vindt hij

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2006

    Bestrijding van mijtplagen in de bloembollenteelt met mijtpathogenen

    Biologische bestrijding van mijten met schimmels biedt voor bestrijding van tulpengalmijt perspectief, voor bestrijding van bollenmijt en narcismijt niet. Tulpengalmijt kon in de proeven voor een belangrijk deel worden bestreden met een schimmel, die in combinatie met een olie-achtige stof als boldompeling werd toegediend. Het zal echter moeilijk zijn om hiermee jaren achter elkaar verschoond te blijven van tulpengalmijt. Een combinatie met andere methoden, zoals bijvoorbeeld ULO, zouden dit wel mogelijk moeten maken. Verder onderzoek is nodig om bestrijding met een pathogene schimmel te implementeren in een goede beheersstrategie voor tulpengalmijt. Voorwaarde voor nieuwe methoden zal altijd zijn dat ze arbeidstechnisch en economisch in verschillende teeltsystemen moeten passen. Ook in dit onderzoek is daar op gelet, hoewel hier geen studie naar is gedaan. Verder onderzoek naar de bestrijding van bollenmijt zal zich moeten richten op andere middelen, zowel chemisch als van natuurlijke oorsprong (GNO’s). Voor de bestrijding van narcismijt biedt een CA-bewaring perspectief, maar verder onderzoek is nodig om deze methode te optimaliseren. De mogelijkheden van biologische bestrijding van narcismijt worden momenteel onderzocht door PPO Glastuinbouw.

  • artikel
    BloembollenVisie 176
    2009

    Eén dag voor/nawarmte bij wwb lelie geeft 100% mijtbestrijding

    De goede resultaten van een warmwaterbehandeling bij 41° zonder middel in combinatie met 1 dag voor en nawarmte bij 20°C waren voor 10 lelietelers aanleiding om deze behandeling op praktijkschaal te testen.Door de telers werden in totaal 27 cultivars waarvan 6 partijen met een aantasting door bollenmijt in kuubkisten gekookt volgens de nieuwe kookbehandeling maar ook bij 39°C in een reinigingsmiddel. Dit najaar zal duidelijk worden of bollenmijten voor 100% bestreden zijn zoals eerder in onderzoek is gebleken

  • artikel
    BloembollenVisie 2009 (2009) 176
    2009

    Eén dag voor/nawarmte bij wwb lelie geeft 100% mijtbestrijding

    De goede resultaten van een warmwaterbehandeling bij 41° zonder middel in combinatie met 1 dag voor en nawarmte bij 20°C waren voor 10 lelietelers aanleiding om deze behandeling op praktijkschaal te testen.Door de telers werden in totaal 27 cultivars waarvan 6 partijen met een aantasting door bollenmijt in kuubkisten gekookt volgens de nieuwe kookbehandeling maar ook bij 39°C in een reinigingsmiddel. Dit najaar zal duidelijk worden of bollenmijten voor 100% bestreden zijn zoals eerder in onderzoek is gebleken

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Bollen
    2006

    Bestrijding van mijtplagen in de bloembollenteelt met mijtpathogenen

    Biologische bestrijding van mijten met schimmels biedt voor bestrijding van tulpengalmijt perspectief, voor bestrijding van bollenmijt en narcismijt niet. Tulpengalmijt kon in de proeven voor een belangrijk deel worden bestreden met een schimmel, die in combinatie met een olie-achtige stof als boldompeling werd toegediend. Het zal echter moeilijk zijn om hiermee jaren achter elkaar verschoond te blijven van tulpengalmijt. Een combinatie met andere methoden, zoals bijvoorbeeld ULO, zouden dit wel mogelijk moeten maken. Verder onderzoek is nodig om bestrijding met een pathogene schimmel te implementeren in een goede beheersstrategie voor tulpengalmijt. Voorwaarde voor nieuwe methoden zal altijd zijn dat ze arbeidstechnisch en economisch in verschillende teeltsystemen moeten passen. Ook in dit onderzoek is daar op gelet, hoewel hier geen studie naar is gedaan. Verder onderzoek naar de bestrijding van bollenmijt zal zich moeten richten op andere middelen, zowel chemisch als van natuurlijke oorsprong (GNO’s). Voor de bestrijding van narcismijt biedt een CA-bewaring perspectief, maar verder onderzoek is nodig om deze methode te optimaliseren. De mogelijkheden van biologische bestrijding van narcismijt worden momenteel onderzocht door PPO Glastuinbouw.

  • artikel
    BloembollenVisie 208: 70 - 71
    2010

    Effectieve bestrijdingsmethode voor aaltjes en mijten in lelieplantgoed

    Orientallelies die zijn aangetast door bollenmijt, wortellesieaaltje of bladaaltjes kunnen met een alternatieve kookbehandeling weer gezond worden gemaakt. De methode is ontwikkeld op initiatief van de KAVB-porductgroep Lelie en met onderzoeksgeld uit de vakheffing. Op basis van een aantal berekeningen kan die investering uit, zo blijkt uit dit artikel.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Bloembollen, boomkwekerij en fruit
    2008

    Warme luchtbehandeling van leliebollen tegen plaagorganismen

    Aaltjes en mijten in lelieplantgoed kunnen worden bestreden door een warme luchtbehandeling van een dag bij 43,5°C of een warmwaterbehandeling van 2,5 uur bij 41°C. Voorwaarde voor het verdragen van de temperatuurbehandelingen door de bollen is dat de bollen voor- én na de behandeling 2 tot 4 dagen 20°C krijgen. Leliebollen kunnen worden aangetast door wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetans) en bollenmijten (Rhizoglyphus robini). Beide plagen kunnen voor veel uitval en daardoor economische schade zorgen. Het huidige advies om het probleem te beheersen is het toepassen van een warmwaterbehandeling in het niet meer in lelie toegelaten middel F2000. De bestrijdende werking van het advies valt soms tegen en de toevoeging is niet meer toegelaten wat zorgt voor een toename van de plagen. r In de teelt van Freesia wordt een heetstookbehandeling (droge warme luchtbehandeling) uitgevoerd van 24 uur bij 43°C om bollenmijten te doden. In een oriënterend onderzoek, uitgevoerd in juni met oud lelieplantgoed, bleek dat een heetstookbehandeling mogelijkheden biedt voor doding van bollenmijten en wortellesieaaltjes. Deze resultaten zijn bevestigd in het onderzoek wat in december 2006 en januari 2007 werd uitgevoerd met verschillende partijen Oriëntallelies besmet met wortellesieaaltjes of bollenmijten. Voor overleving van de bollen was het echter wel noodzakelijk dat de bollen voor- en nawarmte rond de heetstookbehandeling kregen van 4 dagen bij 20°C. Zonder deze behandeling was de heetstook zeer schadelijk of dodelijk voor de bollen. Een heetstookbehandeling uitgevoerd in december/januari met voor- en nawarmte gaf geen of enige schade. Dezelfde behandeling toegepast in april met 2 dagen voor- en nawarmte gaf geen schade. Het percentage dubbelneuzen nam echter wel toe. De exacte omstandigheden waarmee schade voorkomen kan worden is nog niet bekend. Daarvoor is vervolgonderzoek nodig. Naast de heetstookbehandelingen zijn ook enkele warmwaterbehandelingen uitgevoerd bij hogere temperaturen dan nu gebruikelijk zijn zonder toevoegingen aan het bad. Het bleek dat koken gedurende 2,5 uur bij 41°C zonder toevoeging effectief was in de bestrijding van wortellesieaaltjes en bollenmijten. Indien de bollen rondom de warmwaterbehandeling 4 dagen 20°C voor- en nawarmte ontvingen ondervonden de bollen geen schade van het koken bij hogere temperaturen. Dit gold zowel voor de warmwaterbehandeling die in december werd uitgevoerd als die in januari. Er is wel een verhoogde kans op dubbelneuzen na een warmwaterbehandeling bij hogere temperaturen.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2008

    Warme luchtbehandeling van leliebollen tegen plaagorganismen

    Aaltjes en mijten in lelieplantgoed kunnen worden bestreden door een warme luchtbehandeling van een dag bij 43,5°C of een warmwaterbehandeling van 2,5 uur bij 41°C. Voorwaarde voor het verdragen van de temperatuurbehandelingen door de bollen is dat de bollen voor- én na de behandeling 2 tot 4 dagen 20°C krijgen. Leliebollen kunnen worden aangetast door wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetans) en bollenmijten (Rhizoglyphus robini). Beide plagen kunnen voor veel uitval en daardoor economische schade zorgen. Het huidige advies om het probleem te beheersen is het toepassen van een warmwaterbehandeling in het niet meer in lelie toegelaten middel F2000. De bestrijdende werking van het advies valt soms tegen en de toevoeging is niet meer toegelaten wat zorgt voor een toename van de plagen. r In de teelt van Freesia wordt een heetstookbehandeling (droge warme luchtbehandeling) uitgevoerd van 24 uur bij 43°C om bollenmijten te doden. In een oriënterend onderzoek, uitgevoerd in juni met oud lelieplantgoed, bleek dat een heetstookbehandeling mogelijkheden biedt voor doding van bollenmijten en wortellesieaaltjes. Deze resultaten zijn bevestigd in het onderzoek wat in december 2006 en januari 2007 werd uitgevoerd met verschillende partijen Oriëntallelies besmet met wortellesieaaltjes of bollenmijten. Voor overleving van de bollen was het echter wel noodzakelijk dat de bollen voor- en nawarmte rond de heetstookbehandeling kregen van 4 dagen bij 20°C. Zonder deze behandeling was de heetstook zeer schadelijk of dodelijk voor de bollen. Een heetstookbehandeling uitgevoerd in december/januari met voor- en nawarmte gaf geen of enige schade. Dezelfde behandeling toegepast in april met 2 dagen voor- en nawarmte gaf geen schade. Het percentage dubbelneuzen nam echter wel toe. De exacte omstandigheden waarmee schade voorkomen kan worden is nog niet bekend. Daarvoor is vervolgonderzoek nodig. Naast de heetstookbehandelingen zijn ook enkele warmwaterbehandelingen uitgevoerd bij hogere temperaturen dan nu gebruikelijk zijn zonder toevoegingen aan het bad. Het bleek dat koken gedurende 2,5 uur bij 41°C zonder toevoeging effectief was in de bestrijding van wortellesieaaltjes en bollenmijten. Indien de bollen rondom de warmwaterbehandeling 4 dagen 20°C voor- en nawarmte ontvingen ondervonden de bollen geen schade van het koken bij hogere temperaturen. Dit gold zowel voor de warmwaterbehandeling die in december werd uitgevoerd als die in januari. Er is wel een verhoogde kans op dubbelneuzen na een warmwaterbehandeling bij hogere temperaturen.

  • artikel
    Gewasbescherming : mededelingenblad van de Nederlandse Planteziektenkundige Vereniging in samenwerking met de Coordinatiecommissie Onkruidonderzoek NRLO 37 1: 1 - 7
    2006

    Gewijzigde luchtsamenstelling bestrijdt ongedierte in bloembollenbewaarcel

    Bij de bewaring van bloembollen kunnen plagen in de bollen voor problemen zorgen. De vaak onzichtbare plaagorganismen kunnen soms grote economische schade opleveren. Mijten, trips en wolluis zijn de grootste boosdoeners. Omdat een chemische aanpak vaak moeilijk is, zijn nieuwe wegen van bestrijding gezocht. Een daarvan is het beïnvloeden van de luchtsamenstelling in de bewaarcellen. De bewaring onder gecontroleerde omstandigheden begint steeds meer vruchten af te werpen. Verdere verfijning van de aanpak brengt steeds meer gerichte oplossingen dichterbij. In dit artikel informatie over de effecten van verhoogde CO2- of ultra lage O2-gehaltes op tulpengalmijt, narcismijt, bollenmijt en gladiolentrips in de bollenbewaarcel

1 2 3