• overig
    Veenman
    1957

    Onderzoekingen over een virusremstof voorkomend in Dianthus cariophyllus L. : werkingsspectrum, remmingsmechanisme en aard

    An inhibitor of carnation proved to inhibit 14 very different viruses when tested on a range of 20 plant species. No viruses insensitive to the inhibitor were encountered. The degree of inhibition was for all viruses dependent on the plant species used as a test plant. The investigated plants could be distinguished into species very sensitive and hardly sensitive to inhibitor. The hardly sensitive ones all belonged to the order Centrospermae. The differences in sensitivity were quantitative and qualitative. The influence on contamination was expressed as a percentage activity. A decrease in the inhibitor's concentration hiw a stronger effect on the percentage activity than an increase in virus concentration of the same order.For various reasons it was considered improbable that inhibition would result from a reaction between virus and inhibitor in a liquid medium. Their mutual independence in vitro could be confirmed by ultracentrifuging sap from carnations with mosaic disease. The feasibility was also established of inhibitor acting through the test plant.Both infectious ribonucleic acid (RNA) of tobacco mosaic virus and the intact virus on Nicotiana glutinosa were inhibited by carnation inhibitor. The inhibition was shown not to result from an interaction between the inhibitor and the proteinaceous exterior of the virus.The virus-inhibiting activity of the inhibitor was finally interpreted on the basis of the 'receptor theory' of viral infection as a blocking of the sites near the leaf surface necessary for successful viral infection.By ultracentrifuging the molecular weight of the inhibitor could be estimated as at least 10.000. The inhibitor could also be isolated and some of its physical and chemical qualities could be established.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen
    2006

    Ontwikkelen van detectiemethoden voor virussen in bloembolgewassen

    Doel van dit project was, om detectiemethoden te ontwikkelen om virussen (en fytoplasma’s) in bloembolgewassen specifiek, snel en gevoelig aan te tonen. De resultaten van dit project zorgden voor betere toetsingsmogelijkheden. Keuringsactiviteiten van de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) worden ondersteund met laboratoriumtoetsen op grotere of kleinere schaal. De toetsingen op grotere schaal vinden plaats met ELISA, waarvoor antisera nodig zijn. Voor de virussen die specifiek in bloembolgewassen voorkomen, zijn deze antisera bij het voormalige LBO, nu PPO-bloembollen, gemaakt. Voor toetsingen op kleinere schaal worden PCR toetsen steeds meer ingezet, bijvoorbeeld omdat (nog) geen geschikte antisera beschikbaar zijn. Voor tulpenvirus X (TVX) is een specifiek antiserum gemaakt en getest; zuivering van antigenen en antiserumbereiding voor TVX zijn uitgevoerd. Een kwalitatief goed serum (zowel specifiek als een hoge gevoeligheid) is opgeleverd en beschikbaar voor het bloembollenvak. Dit maakt dat de afhankelijkheid voor externe leverantie van dit serum tot het verleden behoort. Dit antiserum is uitgeleverd aan de BKD. Voor dahliamozaiekvirus (DMV) zijn voor PCR-detectie specifieke primers gemaakt en getest. Deze primers zijn uitgeleverd aan de BKD. Er bleken in de praktijk meerdere typen (zg. grote en kleine) Dahliamozaiekvirus (DMV)-isolaten aanwezig. De poging om via een bacterieel expressiesysteem viruseiwitten in overmaat te maken als voorbereiding op aanmaak van antiserum tegen DMV is niet gelukt. In gladiool en hyacint zijn fytoplasma’s (vergelingsheksenbezemziekte) nu goed aantoonbaar met behulp van een PCR toets. Deze toets gaat veel sneller en is gevoeliger dan de voormalige microscopische toets, gebaseerd op fluorescentie. Verder is gewerkt aan het opzetten van een goede detectie voor Augustaziek (Tabaksnecrosevirus: TNV). Groepsspecifieke primers om TNV aan te tonen zijn ontworpen en beschikbaar gesteld aan de BKD. Voor Tulpengrijsvirus (TSMV) zijn, ten behoeve van een goede en betrouwbare toets zg. specifieke primers ontworpen, die geen kruisreactie vertoonden met andere Closterovirussen. Als eindresultaat van dit project kan vastgesteld worden, dat nieuwe toetsingen op belangrijke bloembolvirussen en fytoplasma’s zijn opgeleverd. Dit is van belang voor het bloembollenvak om de kwaliteit van het plantmateriaal te bewaken, daar vooral PCR toetsen ook symptoomloze aantastingen kunnen detecteren.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2006

    Ontwikkelen van detectiemethoden voor virussen in bloembolgewassen

    Doel van dit project was, om detectiemethoden te ontwikkelen om virussen (en fytoplasma’s) in bloembolgewassen specifiek, snel en gevoelig aan te tonen. De resultaten van dit project zorgden voor betere toetsingsmogelijkheden. Keuringsactiviteiten van de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) worden ondersteund met laboratoriumtoetsen op grotere of kleinere schaal. De toetsingen op grotere schaal vinden plaats met ELISA, waarvoor antisera nodig zijn. Voor de virussen die specifiek in bloembolgewassen voorkomen, zijn deze antisera bij het voormalige LBO, nu PPO-bloembollen, gemaakt. Voor toetsingen op kleinere schaal worden PCR toetsen steeds meer ingezet, bijvoorbeeld omdat (nog) geen geschikte antisera beschikbaar zijn. Voor tulpenvirus X (TVX) is een specifiek antiserum gemaakt en getest; zuivering van antigenen en antiserumbereiding voor TVX zijn uitgevoerd. Een kwalitatief goed serum (zowel specifiek als een hoge gevoeligheid) is opgeleverd en beschikbaar voor het bloembollenvak. Dit maakt dat de afhankelijkheid voor externe leverantie van dit serum tot het verleden behoort. Dit antiserum is uitgeleverd aan de BKD. Voor dahliamozaiekvirus (DMV) zijn voor PCR-detectie specifieke primers gemaakt en getest. Deze primers zijn uitgeleverd aan de BKD. Er bleken in de praktijk meerdere typen (zg. grote en kleine) Dahliamozaiekvirus (DMV)-isolaten aanwezig. De poging om via een bacterieel expressiesysteem viruseiwitten in overmaat te maken als voorbereiding op aanmaak van antiserum tegen DMV is niet gelukt. In gladiool en hyacint zijn fytoplasma’s (vergelingsheksenbezemziekte) nu goed aantoonbaar met behulp van een PCR toets. Deze toets gaat veel sneller en is gevoeliger dan de voormalige microscopische toets, gebaseerd op fluorescentie. Verder is gewerkt aan het opzetten van een goede detectie voor Augustaziek (Tabaksnecrosevirus: TNV). Groepsspecifieke primers om TNV aan te tonen zijn ontworpen en beschikbaar gesteld aan de BKD. Voor Tulpengrijsvirus (TSMV) zijn, ten behoeve van een goede en betrouwbare toets zg. specifieke primers ontworpen, die geen kruisreactie vertoonden met andere Closterovirussen. Als eindresultaat van dit project kan vastgesteld worden, dat nieuwe toetsingen op belangrijke bloembolvirussen en fytoplasma’s zijn opgeleverd. Dit is van belang voor het bloembollenvak om de kwaliteit van het plantmateriaal te bewaken, daar vooral PCR toetsen ook symptoomloze aantastingen kunnen detecteren.